Mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben, wonen steeds vaker zelfstandig thuis. De gemeente Steenwijkerland wil zich er samen met zorgaanbieders en corporaties voor inspannen om zelfstandig thuis wonen voor zoveel mogelijk mensen (zowel woningeigenaren als huurders) mogelijk te maken. Langer zelfstandig thuis wonen stelt eisen aan de woningvoorraad én aan de beschikbare zorg en ondersteuning. Een deel van de bestaande woningvoorraad is op dit moment (nog) niet geschikt voor ouderen of mensen met een ondersteuningsvraag. Daarnaast is er behoefte aan moderne (geclusterde) woonvormen die aansluiten op de huidige woonwensen van de inwoners. Om in te spelen op deze behoefte, is zowel nieuwbouw als transformatie van het bestaande vastgoed vereist.
Begeleidende brief Volledige opgave en onderzoek
Deze ontwikkelingen vragen om een (her)oriëntatie op het bestaande aanbod van wonen met zorg. In het coalitieakkoord 2018 – 2022 ‘Door verbinding naar resultaat’ zet de gemeente Steenwijkerland sterk in op het bevorderen van een inclusieve samenleving, waarbij er passend woon-, ondersteunings- en zorgaanbod wordt ontwikkeld voor de verschillende zorgdoelgroepen. Door middel van het woning-marktonderzoek uit 2016 heeft de gemeente globaal kwantitatief in beeld gebracht hoe de vraag naar wonen met zorg zich in de periode tot 2025 ontwikkelt. Verder zijn er drie pilotprojecten ‘inclusief wonen’ gestart met een aantal ketenpartners. Maar er wordt een gebrek ervaren aan inzicht in de huisvestingsopgave. Vragen als ‘wat is precies de mismatch?’, ‘wat is een passende aanpak?’ en ‘hoe komen we tot een afwegingskader voor huisvestingsinitiatieven wonen en zorg?’ worden nog onvoldoende beantwoord. In de woonvisie 2017 – 2021 wordt onderstreept dat er behoefte is aan een nadere kwalitatieve uitwerking van de huisvestingsopgave. Aan welke huisvestingsvormen is behoefte, maar ook: wat is nodig op het gebied van dagbesteding, faciliteiten voor ontmoeten en zorginfrastructuur om zelfstandig wonen mogelijk te maken?
De hoofdvraag is hoe de (verwachte) vraag naar en het huidige aanbod aan wonen voor verschillende zorgdoelgroepen zich tot elkaar verhouden. Deze vraag valt uiteen in drie deelvragen:
– Hoeveel woningen (of kamers) zijn er jaarlijks nodig voor mensen die uitstromen vanuit een zorginstelling?
– Hoeveel ‘plekken’ zijn er op enig moment nodig om te voldoen aan de vraag van mensen die vanwege hun (toekomstige) zorgvraag in een geclusterde woonvorm moeten wonen, en hoe verhoudt dit zich tot het huidige aanbod?
– Welke kwantitatieve en kwalitatieve opgaven volgen er uit de balans tussen de vraag van mensen met een(toekomstige) zorgvraag en het huidige aanbod aan wonen met zorg?
De resultaten van dit onderzoek dienen als input voor de woningbouwprogrammering van de gemeente Steenwijkerland, voor afspraken over de toewijzing van sociale huurwoningen aan doelgroepen die zorg nodig hebben en voor afspraken tussen zorgaanbieders en vastgoedeigenaren over de realisatie van woonzorgvastgoed. Bij het maken van die afspraken is ook een rol weggelegd voor het zorgkantoor. Daarmee fungeert dit rapport ook als een plan van aanpak op hoofdlijnen als aanzet voor het uitvoeringsprogramma dat hierna wordt opgesteld door de gemeente en haar partners.
Verantwoording
Op basis van gegevens over het huidig zorggebruik van verschillende doelgroepen en demografische prognoses is een eerste inschatting gemaakt van de toekomstige vraag naar verschillende vormen van 1708.106/G Huisvestingsopgave Wonen en Zorg 3 wonen met zorg en van de jaarlijkse vraag naar woonruimte voor mensen die uitstromen uit een zorginstelling. Begin 2019 is een aantal werksessies gevoerd met zorgaanbieders, gemeente en corporaties om te bespreken welke trends en ontwikkelingen volgens deze partijen van invloed zullen zijn op de lokale vraag naar woonvormen. Het gaat dan om de gevolgen van nieuw beleid, maar bijvoorbeeld ook om technologische ontwikkelingen en de ontwikkeling van nieuwe woonconcepten. De opbrengst van deze bijeenkomsten is gebruikt om de prognoses nader uit te werken tot scenario’s die aansluiten bij de lokale praktijk. Dit onderzoek is uitgevoerd met inzet van zorgaanbieders, gemeente, corporaties en zorgkantoor. De voorlopige resultaten zijn voorgelegd aan en besproken met een klankbordgroep van betrokken partijen. We kunnen dan ook stellen dat de resultaten breed gedragen worden in het netwerk.
Afbakening
Wij richten ons in dit onderzoek op de specifieke woonbehoefte van mensen met een (toekomstige) zorgvraag. We hebben het daarbij voornamelijk over mensen met een relatief zware zorgvraag, die leidt tot een specifieke woonbehoefte. Omtrent de ouderenzorg worden ook mensen met een toekomstige zorgvraag of met een behoefte aan ondersteuning en sociale interactie meegenomen in het onderzoek. Bij het bepalen van de vraag naar plekken voor zorg met verblijf gaat het veelal om mensen met een indicatie voor Wlz-zorg 1. Waar mogelijk op basis van de beschikbare gegevens, beschrijven we ook de vraag van mensen die zorg of ondersteuning vanuit de Wmo en/of Zvw krijgen en een specifieke woonvraag hebben die samenhangt met hun zorgbehoefte.
De focus ligt in dit onderzoek op de woonvraag die samenhangt met die behoefte aan zorg en ondersteuning. Om die reden hanteren we in dit rapport niet het in de zorgwereld gebruikelijke onderscheid tussen intramurale en extramurale zorg (dit zegt immers vooral iets over de financiering van de zorg, en niet zozeer over de verschijningsvorm van het vastgoed), maar tussen geclusterde woonvormen en regulier wonen. Mensen met een zware zorgvraag wonen meestal in een geclusterde woonvorm, maar het is soms ook mogelijk om in een reguliere woning intensieve zorg te ontvangen (bijvoorbeeld met een Volledig Pakket Thuis). Andersom komt het ook voor (met name bij ouderen) dat mensen zonder zware zorgvraag er toch voor kiezen om in een geclusterde woonvorm te gaan wonen (bijvoorbeeld een serviceflat). Bij een aantal doelgroepen hanteren we ook de term ‘gespikkeld wonen’. Dit zijn reguliere, niet-geclusterde woningen die liggen in de nabijheid van een woonvorm waarvandaan zorg en begeleiding geboden wordt.
Doelgroepen
We spreken in dit rapport over ‘doelgroepen’, zoals ouderen, mensen met een verstandelijke beperking of jeugdigen. In praktijk blijkt de grens tussen deze doelgroepen niet altijd zo scherp te trekken als deze termen suggereren. Een jongere die wordt opgevangen in een jeugdzorginstelling heeft soms ook een (licht) verstandelijke beperking, een bewoner van een Beschermd Wonen instelling (GGZ) soms ook. Het komt dan ook regelmatig voor dat in één en dezelfde geclusterde woonvorm mensen wonen die – afgaande op hun indicatie – tot verschillende doelgroepen behoren. Bij het opstellen van prognoses hebben we informatie over de huidige indicaties als uitgangspunt genomen en dus aparte ramingen gemaakt per ‘doelgroep’. Bij het analyseren van de huisvestingsopgave is het vervolgens van belang om ook doelgroep overstijgend te kijken, en aandacht te hebben voor de mogelijkheden die er zijn om mensen vanuit verschillende financieringsregimes samen te huisvesten.